Teklit, student ICT aan Dulon College, deelt ter gelegenheid van wereldvluchtelingendag zijn verhaal, want een nieuw leven opbouwen is niet vanzelfsprekend.
Levensverhaal Teklit - Wereldvluchtelingendag
“Mijn naam is Teklit. Ik ben geboren en getogen in Golij te Eritrea, waar ik ook naar school ging. Ik was een heel goede student. In Eritrea wordt de student met de beste resultaten aan het eind van het schooljaar altijd bekendgemaakt voor een enorm publiek van duizenden mensen. Dit motiveerde mij om al van jongs af aan erg mijn best te doen, waardoor ik op de middelbare school uiteindelijk de titel van beste student in de wacht sleepte. Mijn familie en leraren waren heel trots.
Rond mijn veertiende begon ik steeds meer na te denken over wat ik later wilde worden. In Eritrea mag je dat eigenlijk niet zelf beslissen, omdat dit door de overheid wordt bepaald. Tot groep 12 (highschool) ga je naar school in de buurt van je woonplaats. Daarna moet je naar Sawa. Daar kom je samen met wel 20.000 leeftijdsgenoten vanuit het hele land. Hier blijf je één jaar om te studeren, daarna moet je in militaire dienst. Als student moet je goede cijfers halen, anders krijg je dienstplicht voor onbepaalde tijd. Er wordt in Sawa veel geweld gebruikt. Ik zou het er een soort gevangenis noemen.
Eritrea wordt door sommigen ook wel het Afrikaanse Noord-Korea genoemd. Eritrea heeft maar één partij: People’s Front for Democracy and Justice (PLDJ). Dit is de enige legale politieke organisatie in het land. Het is niet toegestaan om andere partijen op te richten. Er is geen stemrecht en je mag je mening over de regering niet uiten. Doe je dat toch, dan wordt je in de gevangenis gezet voor onbepaalde tijd.
Mijn vlucht uit Eritrea
Op mijn veertiende besloot ik om met mijn vriend het land te verlaten. We vertelden onze familie niet dat we gingen, omdat zij ons daar te jong voor vonden. We liepen twee dagen om Sudan te bereiken. Bij de grens werden we betrapt door militairen en sloegen we op de vlucht. In Eritrea staat de overheid militairen toe om te schieten op inwoners die het land verlaten. Het vuur op ons werd geopend, maar gelukkig belandden we uiteindelijk veilig in Sudan.
We kwamen aan bij een opvangkamp in Sudan. Hier bleven we een paar maanden wonen, maar we vonden het er helemaal niet prettig. Er werden stenen naar ons gegooid op straat, we werden vreselijk vaak uitgescholden en moesten dezelfde kleding dragen als de inwoners zelf. Meisjes en vrouwen moesten een hoofdoek dragen en dat kenden wij in Eritrea niet.
Ik besloot om naar Europa te vluchten en betaalde smokkelaars om mij vanuit Sudan naar Libië te vervoeren. De vreselijk zware tocht liep via de woestijn, in een kleine auto met twintig tot dertig mensen. Er was niet genoeg plek om te zitten en er was amper eten. De reis duurde drie weken. Ik had het gevoel dat de zon maar een meter bij me vandaan was, zo heet was het in de woestijn. Omdat er te weinig benzine was, werd deze vermengd met water. Dit maakte dat er bijna geen drinkwater over was. Ik had zo enorm veel dorst, dat ik dacht dat ik doodging. Vluchtelingen die per ongeluk van de auto vielen, werden achtergelaten. Niemand kwam ze redden, de bestuurders reden gewoon door. Het was verschrikkelijk.
Met veel moeite kwamen we aan in een huis van een van de Libische mensensmokkelaars in Tripoli. Er waren op dat moment tientallen mensen. Het enige wat de mensensmokkelaars wilden, was geld. Eerst troggelden ze onze ouders op afstand $ 3.000,- af voor onze doorreis naar Europa, waarna we doodleuk werden doorverkocht aan een volgende groep smokkelaars en opnieuw duizenden dollars moesten betalen. We belandden in een soort gevangenis, waar we amper eten en drinken kregen en waar veel geweld gebruikt werd tegen christenen met een donkere huidskleur. Vrouwen werden verkracht en mannen werden geslagen. Ik zag mensen vermoord worden, omdat zij zich afzetten tegen de mensensmokkelaars. Er was geen sprake van respect en er gebeurden onmenselijke dingen die ik nooit meer vergeet.
De Middellandse Zee
Na de tocht door de woestijn kwam de tocht over de Middellandse Zee. Deze bleek nog veel gevaarlijker. In de periode van 2014 tot 2016 verdronken hier volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) tienduizenden migranten. Ik vond het dan ook enorm spannend om over dit water door te reizen naar Italië, want gaat er iets mis met de boot, dan verdrink je. Om 3 uur ‘s nachts stond er een kleine boot klaar voor ruim 400 mensen. Als vluchtelingen bestuurden we de boot zelf, zonder enige ervaring. We voeren zo’n zes uur lang in de richting van Italië, maar wisten niet precies waar we zijn moesten. Uiteindelijk zagen we een schip, waarvan de bemanningsleden ons gelukkig hebben gered. Na veel pijn en vreselijke ervaringen als het verliezen van vrienden en familieleden kwam ik dan eindelijk aan in het veilige Italië.
Uiteindelijk belandde ik in 2016 als zestienjarige in Nederland, waar ik eindelijk echt het gevoel van vrijheid ervoer. In het begin moest ik wennen aan de taal, het weer, de cultuur en het systeem. Als vluchteling is het niet altijd makkelijk om dingen voor elkaar te krijgen. Je begint helemaal opnieuw en moet hard werken voor je toekomst. Ik kreeg gelukkig goede begeleiding en ging meteen naar school. Ik zat in een ISK (Internationale Schakelklas) en deed erg mijn best om de taal leren. Binnen twee jaar behaalde ik B1-niveau en ging ik door naar de vavo. Na deze periode startte ik met mijn ICT-opleiding aan Dulon College in Ede. Wanneer ik nu terugblik op mijn verleden voel ik me verdrietig, maar ook sterk. Ik vraag me af waarom mensen zoals ik zo veel mee moeten maken, maar ben ik tegelijkertijd trots op mezelf. Ik heb dit alles als minderjarige weten te overwinnen en ben hard aan de slag om een goede toekomst op te bouwen. Ik heb veel van het leven geleerd.”